Hier kunt u alles plaatsen, wat met woonwagens te maken heeft, denk o.a. aan muziek, foto's, etc. etc.
Actueel
- Woonwagenbewoners krijgen eindelijk standplaatsen erbij in deze gemeente.
De gemeente Breda wil het aantal standplaatsen voor woonwagenbewoners uitbreiden. Die wens was er al langer, maar na onderzoek van de gemeente blijkt dat op de helft van de woonwagenkampen in de stad ruimte is. Het gaat om in totaal 26 standplaatsen die ervoor moeten zorgen dat families bij elkaar kunnen blijven wonen.
Breda telt vijftien woonwagenkampen in verschillende formaten. Uit het onderzoek blijkt dat bij zeven locaties ruimte is voor extra standplaatsen.
Het gaat om de locaties aan de Emerweg, Edisonstraat, Hamdijk, Boterbloemstraat, Jacob Catssingel, Rijnauwenstraat en Korte Raamstraat. Hier zijn uitbreidingsmogelijkheden gevonden op of direct naast de betreffende woonwagenkampen.
Wethouder Arjan van Drunen geeft toe dat de gemeente in het verleden tekort is geschoten richting de woonwagengemeenschap. "We hebben onvoldoende oog gehad voor de behoefte aan woonwagenstandplaatsen. Met dit besluit zetten we een belangrijke stap om tegemoet te komen aan die wens van de woonwagenbewoners."
Ook zegt Van Drunen toe dat de gemeente bij grote gebiedsontwikkelingen ruimte wil maken voor wonen in familieverband. "Verder maken we het splitsen van bestaande woonwagenlocaties mogelijk."
Met de uitbreiding en het splitsen wil de wethouder ervoor zorgen dat Breda voor woonwagenbewoners een fijne plek blijft om te wonen. "Zo proberen we ook de cultuur van de woonwagenbewoners te behouden."
Verder wil de gemeente het contact met de woonwagenbewoners verbeteren. Daarom zijn vertegenwoordigers van elk kamp uitgenodigd voor een klankbordgroep. Daarin wordt gepraat over de thema's die binnen die gemeenschap leven.
De uitbreiding met 26 plaatsen is nog niet helemaal definitief. Breda gaat nog onderzoek doen naar de uitvoerbaarheid van de uitbreiding op de zeven woonwagenkampen. Ook kunnen kampbewoners en omwonenden nog op de plannen reageren.
Begin dit jaar demonstreerden bewoners van het woonwagenkamp in de Haagse Beemden nog tegen de komst van 24 appartementen, vlak naast hun locatie. De kampbewoners wilden namelijk zelf op die plek uitbreiden.
In juni organiseerde hetzelfde kampje een buurtborrel om omwonenden en politici kennis te laten maken met de woonwagencultuur en aan te dringen op de uitbreiding van het aantal standplaatsen.Woonwagenbewoners krijgen eindelijk standplaatsen erbij in deze gemeente. De gemeente Breda wil het aantal standplaatsen voor woonwagenbewoners uitbreiden. Die wens was er al langer, maar na onderzoek van de gemeente blijkt dat op de helft van de woonwagenkampen in de stad ruimte is. Het gaat om in totaal 26 standplaatsen die ervoor moeten zorgen dat families bij elkaar kunnen blijven wonen. Breda telt vijftien woonwagenkampen in verschillende formaten. Uit het onderzoek blijkt dat bij zeven locaties ruimte is voor extra standplaatsen. Het gaat om de locaties aan de Emerweg, Edisonstraat, Hamdijk, Boterbloemstraat, Jacob Catssingel, Rijnauwenstraat en Korte Raamstraat. Hier zijn uitbreidingsmogelijkheden gevonden op of direct naast de betreffende woonwagenkampen. Wethouder Arjan van Drunen geeft toe dat de gemeente in het verleden tekort is geschoten richting de woonwagengemeenschap. "We hebben onvoldoende oog gehad voor de behoefte aan woonwagenstandplaatsen. Met dit besluit zetten we een belangrijke stap om tegemoet te komen aan die wens van de woonwagenbewoners." Ook zegt Van Drunen toe dat de gemeente bij grote gebiedsontwikkelingen ruimte wil maken voor wonen in familieverband. "Verder maken we het splitsen van bestaande woonwagenlocaties mogelijk." Met de uitbreiding en het splitsen wil de wethouder ervoor zorgen dat Breda voor woonwagenbewoners een fijne plek blijft om te wonen. "Zo proberen we ook de cultuur van de woonwagenbewoners te behouden." Verder wil de gemeente het contact met de woonwagenbewoners verbeteren. Daarom zijn vertegenwoordigers van elk kamp uitgenodigd voor een klankbordgroep. Daarin wordt gepraat over de thema's die binnen die gemeenschap leven. De uitbreiding met 26 plaatsen is nog niet helemaal definitief. Breda gaat nog onderzoek doen naar de uitvoerbaarheid van de uitbreiding op de zeven woonwagenkampen. Ook kunnen kampbewoners en omwonenden nog op de plannen reageren. Begin dit jaar demonstreerden bewoners van het woonwagenkamp in de Haagse Beemden nog tegen de komst van 24 appartementen, vlak naast hun locatie. De kampbewoners wilden namelijk zelf op die plek uitbreiden. In juni organiseerde hetzelfde kampje een buurtborrel om omwonenden en politici kennis te laten maken met de woonwagencultuur en aan te dringen op de uitbreiding van het aantal standplaatsen.0 Reacties 0 x Gedeeld 17 Bekeken 0 ReviewsLog in of maak een account aan om te reageren - Woonwagenbewoner.
Een woonwagenbewoner is iemand die behoort tot de groep mensen die in woonwagens of stacaravans woont, soms in speciale centra of woonwagenkampen. Van het laatste woord is de pejoratieve term kampers afgeleid. Woonwagenbewoners hebben een nomadische levenswijze. Sommigen spreken een eigen taal (of sociolect): het Bargoens.
Zelf noemen veel woonwagenbewoners zich liever reizigers, waarbij ze op hun beurt neerbuigend de term burgers of beledigend kaffers gebruiken voor hen die in gewone huizen wonen. De benaming kampers wordt door hen als neerbuigend ervaren.
Soms wordt gedacht dat (alle) woonwagenbewoners (afstammelingen van) Roma of Sinti zijn. Dit is niet het geval: woonwagenbewoners zijn vaak van Nederlandse of Belgische oorsprong[bron?] en stammen voor een gedeelte af van keuterboeren, landarbeiders en turfstekers, dagloners die rond 1850 door verscheidene oorzaken, waaronder de mechanisering, niet meer aan de kost kwamen en daarom van plaats naar plaats begonnen te trekken, in de hoop hier en daar wat te kunnen verdienen en eventueel een baan te krijgen. Een ander deel stamt af van rondtrekkende handelaren. Typische beroepen van woonwagenbewoners waren of zijn: ketellapper, stoelenmatter, bezembinder, kramer, muzikant, scharenslijper, kermisexploitant, oudijzerhandelaar en autohandelaar.
In België verblijvende woonwagenbewoners zijn te verdelen in drie groepen.[3] De oudste groep wordt gevormd door de Manoesjen, die oorspronkelijk uit India komen en een variant van het Romani spreken. De tweede groep wordt gevormd door de Roms, die rond 1900 in België neerstreken en Romani spreken. De laatste te onderscheiden groep wordt gevormd door de traditioneel Bargoens sprekende Voyageurs. Zij zijn van oorsprong Vlamingen.
In de 19e eeuw was er in Nederland geen landelijke regeling voor woonwagenbewoners. Iedere gemeente kon haar eigen beleid bepalen, dat in het meest gunstige geval de woonwagenbewoners met rust liet, maar vaak erop gericht was ze zo snel mogelijk weer de gemeente uit te werken. In de Woonwagenwet 1918 werden eisen gesteld aan de woonwagen en diens bewoners. Ze moesten een woonvergunning die was uitgereikt namens de commissaris van de Koningin kunnen tonen. De vrijheid om de wagen overal neer te zetten verviel, maar ook het (formele) wegjagen.
In 1968 verbood in Nederland de Rijksoverheid het rondtrekken en dwong de woonwagenbewoners als uitvloeisel van een nieuwe woonwagenwet in grote centra te gaan wonen.[5] Deze centra lagen op afgelegen plaatsen, ver van de bewoonde wereld. Hier wonen zij in sommige gevallen nog steeds. Vaak is de verhouding met de lokale bewoners matig. Na 1990 zijn er in veel gemeenten kleine kampen aangelegd en daar is de verstandhouding tussen burgers en woonwagenbewoners vaak verbeterd. De meeste grote centra zijn inmiddels gesloten.
Door afschaffing van de woonwagenwet in 1999 zijn woonwagenbewoners qua woonbeleid afhankelijk geworden van de gemeenten. Die kozen in een niet gering aantal gevallen voor een 'nuloptie' of zelfs een 'uitsterfbeleid'. Er kwamen geen standplaatsen bij en bestaande werden als ze vrijkwamen vaak opgeheven. Daardoor werd landelijk gezien het aantal woonwagenstandplaatsen kleiner. Standplaatszoekers werden zo gedwongen een woning te betrekken. Omdat de woonwagengemeenschap voor dit probleem nauwelijks gehoor kreeg heeft ze zich tot het College voor de Rechten van de Mens gewend. Dit heeft in tientallen zaken geoordeeld dat het gemeentelijk uitsterf- of nuloptiebeleid discriminerend is voor woonwagenbewoners. De Nationale ombudsman heeft in 2017 onderzoek naar de situatie gedaan, hij kwam daarbij tot dezelfde conclusie.[6] Anno 2018 is bij de Nederlandse overheid duidelijk dat deze discriminatie niet mag voortduren en is men op veel plaatsen begonnen met het uitwerken van nieuw beleid.
Begin 2004 kwamen woonwagenbewoners negatief in het nieuws toen bekend werd dat zich in woonwagencentrum De Vinkenslag bij Maastricht op grote schaal hennepplantages bevonden, waarvan de groeilampen op illegaal afgetapte stroom brandden. Om haar gezag te herwinnen deed de politie een grote inval in het centrum. Als reactie hierop blokkeerde een groep woonwagenbewoners de snelweg A2, waarop zij werden aangehouden.[7] Bovendien zou er geen belasting worden betaald, dit bleek een misverstand te zijn. De woonwagenbewoners hadden een speciale constructie met de belastingdienst afgesproken. Vanaf 2004 is dit afwijkende belastingregime afgeschaft.
De staten die bij UNESCO zijn aangesloten besloten in 2003 om voortaan ook het immaterieel erfgoed – de tradities en rituelen die van generatie op generatie worden doorgegeven en die belangrijk zijn voor de identiteit van een gemeenschap – te gaan beschermen. Nederland heeft dat verdrag in 2012 ook ondertekend. Daarmee beloofde het land dat het een klimaat zal scheppen waarin immaterieel erfgoed kan gedijen. Volgens de tekst van het verdrag hoort namelijk elk land "met alle geschikte middelen te werken om de erkenning van, het respect voor en de ontsluiting van immaterieel erfgoed in de maatschappij te verzekeren".
Sinds 15 juli 2014 is de woonwagencultuur als immaterieel erfgoed opgenomen binnen Nederland.[9] De woonwagencultuur wordt hierdoor als officiële afhankelijke cultuur erkend. Ook in Vlaanderen werd de woonwagencultuur opgenomen op de inventaris immaterieel cultureel erfgoed.Woonwagenbewoner. Een woonwagenbewoner is iemand die behoort tot de groep mensen die in woonwagens of stacaravans woont, soms in speciale centra of woonwagenkampen. Van het laatste woord is de pejoratieve term kampers afgeleid. Woonwagenbewoners hebben een nomadische levenswijze. Sommigen spreken een eigen taal (of sociolect): het Bargoens. Zelf noemen veel woonwagenbewoners zich liever reizigers, waarbij ze op hun beurt neerbuigend de term burgers of beledigend kaffers gebruiken voor hen die in gewone huizen wonen. De benaming kampers wordt door hen als neerbuigend ervaren. Soms wordt gedacht dat (alle) woonwagenbewoners (afstammelingen van) Roma of Sinti zijn. Dit is niet het geval: woonwagenbewoners zijn vaak van Nederlandse of Belgische oorsprong[bron?] en stammen voor een gedeelte af van keuterboeren, landarbeiders en turfstekers, dagloners die rond 1850 door verscheidene oorzaken, waaronder de mechanisering, niet meer aan de kost kwamen en daarom van plaats naar plaats begonnen te trekken, in de hoop hier en daar wat te kunnen verdienen en eventueel een baan te krijgen. Een ander deel stamt af van rondtrekkende handelaren. Typische beroepen van woonwagenbewoners waren of zijn: ketellapper, stoelenmatter, bezembinder, kramer, muzikant, scharenslijper, kermisexploitant, oudijzerhandelaar en autohandelaar. In België verblijvende woonwagenbewoners zijn te verdelen in drie groepen.[3] De oudste groep wordt gevormd door de Manoesjen, die oorspronkelijk uit India komen en een variant van het Romani spreken. De tweede groep wordt gevormd door de Roms, die rond 1900 in België neerstreken en Romani spreken. De laatste te onderscheiden groep wordt gevormd door de traditioneel Bargoens sprekende Voyageurs. Zij zijn van oorsprong Vlamingen. In de 19e eeuw was er in Nederland geen landelijke regeling voor woonwagenbewoners. Iedere gemeente kon haar eigen beleid bepalen, dat in het meest gunstige geval de woonwagenbewoners met rust liet, maar vaak erop gericht was ze zo snel mogelijk weer de gemeente uit te werken. In de Woonwagenwet 1918 werden eisen gesteld aan de woonwagen en diens bewoners. Ze moesten een woonvergunning die was uitgereikt namens de commissaris van de Koningin kunnen tonen. De vrijheid om de wagen overal neer te zetten verviel, maar ook het (formele) wegjagen. In 1968 verbood in Nederland de Rijksoverheid het rondtrekken en dwong de woonwagenbewoners als uitvloeisel van een nieuwe woonwagenwet in grote centra te gaan wonen.[5] Deze centra lagen op afgelegen plaatsen, ver van de bewoonde wereld. Hier wonen zij in sommige gevallen nog steeds. Vaak is de verhouding met de lokale bewoners matig. Na 1990 zijn er in veel gemeenten kleine kampen aangelegd en daar is de verstandhouding tussen burgers en woonwagenbewoners vaak verbeterd. De meeste grote centra zijn inmiddels gesloten. Door afschaffing van de woonwagenwet in 1999 zijn woonwagenbewoners qua woonbeleid afhankelijk geworden van de gemeenten. Die kozen in een niet gering aantal gevallen voor een 'nuloptie' of zelfs een 'uitsterfbeleid'. Er kwamen geen standplaatsen bij en bestaande werden als ze vrijkwamen vaak opgeheven. Daardoor werd landelijk gezien het aantal woonwagenstandplaatsen kleiner. Standplaatszoekers werden zo gedwongen een woning te betrekken. Omdat de woonwagengemeenschap voor dit probleem nauwelijks gehoor kreeg heeft ze zich tot het College voor de Rechten van de Mens gewend. Dit heeft in tientallen zaken geoordeeld dat het gemeentelijk uitsterf- of nuloptiebeleid discriminerend is voor woonwagenbewoners. De Nationale ombudsman heeft in 2017 onderzoek naar de situatie gedaan, hij kwam daarbij tot dezelfde conclusie.[6] Anno 2018 is bij de Nederlandse overheid duidelijk dat deze discriminatie niet mag voortduren en is men op veel plaatsen begonnen met het uitwerken van nieuw beleid. Begin 2004 kwamen woonwagenbewoners negatief in het nieuws toen bekend werd dat zich in woonwagencentrum De Vinkenslag bij Maastricht op grote schaal hennepplantages bevonden, waarvan de groeilampen op illegaal afgetapte stroom brandden. Om haar gezag te herwinnen deed de politie een grote inval in het centrum. Als reactie hierop blokkeerde een groep woonwagenbewoners de snelweg A2, waarop zij werden aangehouden.[7] Bovendien zou er geen belasting worden betaald, dit bleek een misverstand te zijn. De woonwagenbewoners hadden een speciale constructie met de belastingdienst afgesproken. Vanaf 2004 is dit afwijkende belastingregime afgeschaft. De staten die bij UNESCO zijn aangesloten besloten in 2003 om voortaan ook het immaterieel erfgoed – de tradities en rituelen die van generatie op generatie worden doorgegeven en die belangrijk zijn voor de identiteit van een gemeenschap – te gaan beschermen. Nederland heeft dat verdrag in 2012 ook ondertekend. Daarmee beloofde het land dat het een klimaat zal scheppen waarin immaterieel erfgoed kan gedijen. Volgens de tekst van het verdrag hoort namelijk elk land "met alle geschikte middelen te werken om de erkenning van, het respect voor en de ontsluiting van immaterieel erfgoed in de maatschappij te verzekeren". Sinds 15 juli 2014 is de woonwagencultuur als immaterieel erfgoed opgenomen binnen Nederland.[9] De woonwagencultuur wordt hierdoor als officiële afhankelijke cultuur erkend. Ook in Vlaanderen werd de woonwagencultuur opgenomen op de inventaris immaterieel cultureel erfgoed.0 Reacties 0 x Gedeeld 17 Bekeken 0 Reviews - Lenie Gerrits - De RollemanLenie Gerrits - De Rolleman
-
-
Meer blogs